Verschenen in Bres Magazine, november 2017
Er zijn maar weinig benaderingen van spiritualiteit die zo radicaal zijn als non-dualiteit. Dat blijkt ook wel in mijn eigen leven. Als je eenmaal met non-dualiteit in aanraking bent gekomen en de waarheid ervan dringt werkelijk tot je door, dan kan het alle vaste grond onder je vandaan slaan om plaats te maken voor een ruimere en directere beleving. Dat wil zeggen, dat je stukken die voorheen weggestopt waren, nu gewoon ten volle aan durft te kijken, te voelen en te ervaren. De realisatie van non-dualiteit kan er op praktisch niveau voor zorgen dat je als mens als een geheel in deze wereld gaat functioneren, waarbij er geen delen van dat geheel ontkend of gladgestreken worden.
Pas jaren nadat ik met non-dualiteit in aanraking gekomen was, begon het eindelijk op me in te werken. Het was als een virus, dat tijd nodig had om me te pakken te krijgen. Ik had erover gelezen, satsangvideo’s gezien en lezingen bijgewoond, erover gepraat en ook het één en ander ervaren: momenten van ontwaken, inzichten, gevoelens die zich toonden. Maar het duurde lang voordat ik echt de confrontatie aan begon te gaan met wat er in me leefde: destructieve gedachtepatronen die zichzelf al jarenlang herhaalden en gevoelens die al decennia lang vastgehouden, onderdrukt en meegezeuld werden. Gevoelens van afgewezenheid, gekwetstheid, verdriet, boosheid, frustratie, jaloezie, angst, noem maar op. Vooral afwijzing bleek een sterk terugkomend thema in mijn leven. Afgewezen door mijn ouders, vriendinnen, docenten, collega’s, vrienden, vreemden. Vooral intieme relaties waren (uiteraard) een bron van veel afgewezenheid. Toen dat gevoel niet langer onderdrukt werd, leek het wel een explosie van pijn, maar ook van vreugde, van bevrijding. Alles is energie en die energie kan vastzitten, maar die kan zich ook bevrijden. Grappig wel trouwens, dat ik me zo vaak afgewezen voelde door anderen, terwijl ikzelf dat gevoel dan weer keer op keer afwees. Ironisch. Was ik het niet al die tijd al zelf, die mij afwees?
Non-dualiteit, of Advaita in het Sanskriet, de oude taal van India, verwijst naar het feit dat op het meest fundamentele niveau de werkelijkheid één geheel vormt, ofwel dat er geen afgescheidenheid bestaat. Advaita betekent letterlijk ‘niet-twee’. Dat gaat meteen al heel ver, want ervaren we onszelf niet als losstaand van de wereld, van de ander? Ik ben toch een mens, een op zichzelf staand iemand, en de wereld is toch buiten me? De werkelijkheid mag dan op het diepste niveau ongebroken zijn, maar als ik het leven niet zo ervaar, wat heb ik dan aan die wetenschap? Niks dus. Zolang er hele menselijke, duale dingen zitten te wringen, moet ik mezelf daarmee confronteren in plaats van me een non-duaal verhaal eigen proberen te maken, die als een soort deken over mijn beleving komt te liggen. En dat gebeurt veel meen ik. Je kunt je het verhaal wel eigen maken, maar de beleving zelf kun je op die manier niet forceren. De non-duale beleving ‘ontstaat’ door te zijn met wat is. Ook voor mij was de herkenning van de waarheid van non-dualiteit een eye-opener die ironisch genoeg mijn ogen jarenlang sloot voor stukken in mijn duale, aardse beleving.
Totdat het kwartje gevallen is, het inzicht ingedaald is, en ook daarna nog, hebben we gewoon te dealen met de werkelijkheid zoals we die beleven. Het is bijvoorbeeld heel mooi om te weten dat ik niet afgescheiden ben van die ander en dat ik dus ook niks van hem of haar nodig heb, maar als ik wel verlangen en behoeftigheid ervaar, is dát wat er is, is dát waar ik mee om te gaan heb. Om mezelf dan voor de gek te houden door mezelf te vertellen dat ik in essentie één ben met de ander, creëert een schizoïde toestand in mezelf, waarbij ik me voorhoud niet-afgescheiden te zijn maar me wel afgescheiden voel. Gevoelens van afgescheidenheid blijven bestaan, zelfs nadat ingezien is dat de werkelijkheid één geheel is. En wellicht zullen die gevoelens de rest van je leven op blijven komen. Is dat erg? Wat is er mis met een gevoel?
Het werkelijke probleem zijn eigenlijk niet de gevoelens, maar de weerstand ertegen. De beleving van afgescheidenheid bestaat in feite door de weerstand tegen voelen, door het vasthouden of onderdrukken van gevoelens, die uit zichzelf gewoon vrij willen stromen. Waar is namelijk de afgescheidenheid te vinden als ik mezelf toesta me boos, verdrietig, jaloers, vervreemd of wat dan ook te voelen? Waar is de grens tussen mij en het gevoel? Een grens is er alleen maar als er een muur van weerstand is. Er is alleen afgescheidenheid als ik het gevoel buiten mezelf plaats, zeg dat dat gevoel er niet zou moeten zijn of dat het anders zou moeten zijn. Anders is het simpelweg mijn beleving op dat moment. Zelfs als ik helemaal overgenomen word door een gevoel van eenzaamheid, vervreemding, teruggetrokkenheid, dan is er toch een volledig samenvallen met die beleving mogelijk? En daarna komt er weer een ander gevoel of een andere stemming voor in de plaats. Zo gaat dat je hele leven door eigenlijk. In weerstand zit een sterk element van afwijzing. Niet voor niks dat dat zo’n sterk thema bleek in mijn leven. En dat geldt voor veel mensen geloof ik. De overtuiging dat we niet goed zijn zoals we zijn, zit vaak erg diep. Afgescheidenheid is dan ook veel meer dan alleen een overtuiging; het is vooral een energetisch-lichamelijk gevoeld fenomeen.
Het enige wat dus in de weg zit, is een weerstandsmechanisme, dat ons afscheidt van wat er is. Dat is identificatie, ego: jezelf gelijkstellen met het afgescheiden ik dat je denkt te zijn. Weerstand tegen wat is, scheidt je automatisch af van wat is en maakt je dus tot een identiteit, een ego, een losstaand ding. Wanneer je jezelf tot een ding maakt, maak je al het andere ook tot een ding. Door de weerstand lijkt er tweedeling te zijn, conflict, afgescheidenheid. Ik zeg expres ‘lijkt’ want vanuit het geheel gezien is die afgescheidenheid ook onderdeel van het geheel. Met andere woorden, de menselijke beleving van afgescheidenheid, die zich in ons aardse bestaan gewoon heel reëel en voelbaar manifesteert, is niet afgescheiden van heelheid. Als je heelheid, of de complete werkelijkheid ziet als eindeloze energie, dan is er binnen die eindeloosheid ook verkrampte, vastgehouden energie mogelijk. Weerstand tegen wat is, is het ego. Meer is het eigenlijk niet. Ego is ook energie. We beleven het als een beweging of een kracht die bestaat uit nee zeggen tegen wat is, afhouden, forceren, controle, en dergelijke. Binnen de totale energie, is het een energie die verkrampend, verlammend en aanspannend werkt, met alle bijkomende gedachten over verleden en toekomst. Ego is de vasthouder en de afhouder, de klamper en de onderdrukker. Er is an sich niks mis mee, zolang je je maar bewust bent van hoe het werkt en wat het teweeg brengt.
Natuurlijk is de beleving van eenheid of openheid prettiger en natuurlijker dan de beleving van afgescheidenheid. Maar daar kan alleen iets in verschuiven, wanneer ook die schijnbaar afgescheiden stukken zich in volle glorie mogen tonen. Het zijn vaak delen van onszelf die jarenlang weggestopt zijn, afgewezen, afgekeurd en zo hebben ze zich nooit kunnen bevrijden. Zo blijf ik een gefragmenteerd persoon, versplinterd met bepaalde delen die de voorkeur krijgen boven andere. Nou gaat non-dualiteit er niet over om als persoon heel te worden, want op het meest fundamentele niveau van werkelijkheid waar non-dualiteit naar verwijst is de persoon niet-bestaand, maar totdat dat gerealiseerd is, zullen er nog stukken bevrijd moeten worden die niet ‘meestromen’ met de non-duale beleving. Daarvoor is veel moed en interesse nodig en wellicht ook hulp van iemand die op deskundige manier mee kan kijken naar wat er in en om je heen gebeurt. De gevoelens van afgescheidenheid kunnen heel diep in het lichaam opgeslagen liggen. Om die gevoelens, die vaak heftig zijn, weer te gaan voelen, moeten we erg dapper zijn. Daarvoor is een soort ‘spirituele krijger-mentaliteit’ vereist. Het is geen pretje om traumatische en onverwerkte gevoelens werkelijk omhoog te laten komen. De weerstand is niet voor niks in actie gekomen om die gevoelens te onderdrukken. Ze waren te heftig toen we een kind of puber waren. Nu we volwassen zijn, zijn we echter wel in staat om ze te voelen, dus het is veilig genoeg om ze uit te nodigen.
Waarom zijn we zo bang om te voelen? We zijn bang overweldigd te worden wanneer we onszelf toestaan om onplezierige gevoelens te gaan voelen. Maar het enige dat overspoeld zal worden is datgene wat zijn identiteit ontleent aan weerstand bieden tegen diezelfde gevoelens, het ego. Die weerstand had zijn functie toen we klein waren, maar als volwassenen zijn we in staat om toe te laten wat vroeger niet gevoeld kon worden. Wat ik in essentie ben – Bewustzijn, om het een naam te geven – kan niet overweldigd worden en het lichaam zal ook niet gemakkelijk overweldigd worden. Geen enkel gevoel is te groot of te heftig om gevoeld te worden. Je lichaam is daar gewoon geschikt voor, alhoewel gevoelens heel heftig kunnen zijn, zeker nadat ze jarenlang door onderdrukking ondergronds hebben geleefd. De bevrijding komt pas nadat een gevoel de ruimte heeft gekregen. Vergelijk het met een metalband die een uur in je woonkamer op volle sterkte komt spelen terwijl jij erbij zit tegen je zin in. Na dat uur ben je opgelucht dat ze de deur weer uit gaan. Alhoewel, het kan ook zijn dat je zelfs van het lawaai van de gevoelens gaat houden. Dat was in ieder geval mijn ervaring, toen ik vertrouwd raakte met het toelaten van heftige gevoelens. Houden van de bevrijding als een gevoel weer een poosje verdwijnt is makkelijk; houden van de gevoelens zelf, vereist enige oefening en heel veel bereidheid. Ik geloof dat je er op de één of andere manier ‘klaar’ voor moet zijn om ze te gaan voelen en er klaar mee moet zijn om ze te onderdrukken. Daarom duurde het denk ik bij mij ook zo lang voordat ik ze echt onder ogen kon komen. Je moet blijkbaar genoeg geleden hebben onder de weerstand, zodat er voldoende kracht en bereidheid beschikbaar is om de confrontatie aan te gaan met wat er in je leeft.
Waar we werkelijk naar verlangen – vrede, liefde, vreugde, een besef van eenheid – ligt te wachten onder alle gevoelens die vastgehouden en tegengehouden worden door de weerstand. Wanneer de gevoelens vrij door het lichaam kunnen stromen, is er op gevoelsniveau een beleving van niet-afgescheidenheid. Tot die tijd is er weerstand, is er dualiteit tussen mij en mijn gevoelens, tussen mij en de ander, tussen mij en de wereld. De weerstand tegen gevoelens is eigenlijk dezelfde weerstand als tussen mij en de wereld en tussen mij en de ander. Er is eigenlijk dus maar één probleem: weerstand tegen of afwijzing van wat is. Maar dat probleem is geen probleem meer op het moment dat het gezien wordt voor wat het is en hoe het werkt. Dan wordt namelijk gezien dat de weerstand me niet beschermt, maar juist pijn bezorgt, meer pijn dan de oorspronkelijke pijn waar hij me tegen probeert te beschermen. Dan kan alles zich manifesteren, ook die gevoelens die er in naam van die vasthouder, afhouder, klamper en onderdrukker niet mochten zijn. Langzaam maar zeker kunnen ze zich dan bevrijden. © Ludo de Jongh