Verschenen in Bres Magazine, december 2019
Waar je ook gaat, daar ben je – Jon Kabat-Zinn
Er lijkt een diepgewortelde maar onuitgesproken overtuiging in de menselijke geest genesteld te zijn. Hij wordt meestal niet herkend, omdat het zo gewoon is om hem te hebben: bijna iedereen heeft er last van. Die overtuiging is veel meer dan alleen een ideetje. Het is eerder een samengetrokken energie en het is de basisspanning van het ‘ik’ oftewel het ego dat nee zegt tegen het leven zoals het is. Een achtergrondgevoel van gebrek, van tekort. Het is een diep gevoeld besef van leegte, van het ontbreken van iets heel essentieels. Maar de meeste mensen zijn zich er niet bewust van wat dat dan precies is, juist omdat het zo’n gevoel is dat ergens op de achtergrond sluimert. Als het zou kunnen praten, zou het iets zeggen als: “ik wil niet hier zijn, ik wil liever dáár zijn”. Of: “er moet toch iets beters zijn dan dit”.
Die gevoelde overtuiging zorgt bij veel mensen voor stress en spanningen in het lichaam. Het woord stress komt van het Latijnse ‘strictus’, dat ‘strak aangetrokken’ betekent. Een gevoel van verkramping komt veel voor. En dat is logisch, want als je niet wilt zijn waar je bent, dan moet de energie waaruit het lichaam bestaat, in beweging komen. Nu kan dat op zich zonder al teveel spanning, alhoewel er altijd een beetje spanning op het systeem moet komen om het in beweging te zetten. Dat is gezonde spanning. Maar de meeste spanning wordt onnodig opgebouwd en komt vanuit een diepgevoeld ‘nee’ tegen wat is. Die weerstand kan een bepaalde ‘smaak’ meekrijgen, bijvoorbeeld boosheid, frustratie, angst. De spanning die daarmee gepaard gaat kan zich gemakkelijk vastzetten in het lichaam: verkrampte kaken, snelle en oppervlakkige ademhaling, pijn of spanning in borst, schouders, nek. Ook rondom de mond en de ogen kan zich veel spanning nestelen. Je ziet de stress en spanning vaak bij mensen in hun gezicht, lichaamshouding en bewegingen. De boodschap die het lichaam krijgt van die gevoelde ‘nee’ is: maak je klaar om te vechten of te vluchten. Dus er bouwt zich energie op maar die energie kan nergens naartoe. En dat allemaal omdat we nog niet helemaal geleerd hebben hoe we hier kunnen zijn, veilig en kalm in onszelf en in dit leven.
Het ‘ik’ is een beweging weg van hier, weg van dit, weg van wat er nu is. ‘Ik’ is altijd onderweg naar iets. Iets beters, iets leukers, of, als ‘dit’ leuk genoeg is, onderweg naar de voortzetting van dit, wat dat ook maar is: een prettige relatie, seks, goede gezondheid, een vakantie, gerespecteerd worden, een gezellige avond met vrienden, enzovoorts. Het ‘ik’ kan niet stilstaan bij wat er is, het kan niet genieten. Mooi woord trouwens, ge-niet-en: wanneer je geniet hoeft er ‘niet’ iets anders te zijn dan wat er is om een prettig gevoel te ervaren. Maar ontspannen zijn met wat er is, dat kan het ‘ik’ dus niet. Het is een gespannen toestand met twee kanten in zich. Aan de ene kant is er de positieve pool van verlangen naar en hopen op een betere omstandigheid in de toekomst. Aan de andere kant is er de negatieve pool van angst: de toekomst wordt met weerstand en wantrouwen tegemoet gezien. Hoe zou dat ‘ik’ iets anders kunnen zijn dan een bol van spanning? Hoe kun je at ease zijn met het leven als die gespannen energie je vertelt dat er iets ontbreekt, dat er iets niet helemaal in orde is? Dat is volstrekt onmogelijk. Die spanning is de kloof tussen nu en een denkbeeldig toekomstig moment. Een kloof die nooit te overbruggen valt, want het is slechts een bedachte projectie van de mind. Maar die denkbeeldige afstand trekt ons wél innerlijk uit elkaar. Doordat we als het ware weggetrokken worden uit het hier en nu, ‘missen’ we het leven, dat ondertussen elk moment gevoeld en ervaren zou kunnen worden.
Hoe die spanning ons weg probeert te trekken bij wat er is, werd me een tijdje geleden weer eens duidelijk in een droom. Ik zat in die periode net middenin een verhuizing. In de droom zag ik mezelf eerst in mijn vorige woning en vervolgens in mijn nieuwe woning. Ik keek naar iemand die op een heel subtiel niveau onderweg was naar iets anders, iets beters. Ook mijn nieuwe woning was in mijn beleving nog niet het ‘eindstation’. Deze woningen waren slechts tussenstappen en de tijd dat ik er woonde enkel periodes waarin ik me voor aan het bereiden was om uiteindelijk echt ‘aan te komen’. Er was in de droom een soort melancholisch gevoel aanwezig terwijl ik naar die figuur keek die de woningen als tijdelijke onderkomens zag. Het was alsof ik ernaar keek vanuit de eeuwigheid, vanuit een plek waar ik al overleden was. Ik keek dus terug op ‘mijn leven’. Toen bekroop me opeens een gevoel dat het midden hield tussen treurigheid en urgentie. Een soort spoedeisend verdriet. Met dat gevoel werd ik wakker. Je hebt soms van die dromen die een bepaalde indruk achterlaten, die wat langer blijven hangen. Dat was met deze droom ook het geval. Het was alsof de droom me wilde vertellen: dit nieuwe huis is het al. Dit is vervuld. Dat vorige huis was het ook al. Die vijf jaar dat ik daar gewoond heb, waren vervuld. Het geloven onderweg te zijn naar iets beters, iets groters, iets belangrijkers dan dit, laat me voorbij gaan aan wat ‘dit’ is: het leven en de vorm die dat leven nu aanneemt. Nogmaals, het was alsof de droom me duidelijk wilde maken: “kijk niet verder vooruit, dit is het al! Dit ene waardevolle moment ís het vervulde leven waar je naar verlangt.” Het verdriet wat ik voelde was een soort van besef dat velen van ons de plank behoorlijk misslaan omdat we zo druk onderweg zijn naar ‘daar’. Al die tijd wordt de levendigheid en de bijzonderheid van ‘hier’ niet gezien, niet gevoeld. En voor je het weet ben je aan het einde van je leven en kom je tot de ontdekking dat het leven aan je voorbij getrokken is, zonder dat je het echt beleefd hebt. Is dat niet verdrietig? Treffend en ontnuchterend vind ik deze quote van Marcus Aurelius: “het is niet de dood die de mens zou moeten vrezen, maar om nooit te beginnen met leven”.
Het ‘ik’ streeft dus vaak naar iets anders dan wat er is. Waarom? Omdat ik geloof dat iets anders, iets beters me gelukkiger, vervulder gaat maken. Maar we zoeken in uiterlijke omstandigheden om ons een innerlijk gevoel te verschaffen. Want als je aan iemand vraagt: waarom wil je eigenlijk de ideale partner vinden, of waarom wil je in je droomhuis wonen? Wat gaat dat jou geven? Dan zal het antwoord niet zoveel verschillen van persoon tot persoon: geluk, vervulling, innerlijke rust, innerlijke vrijheid, blijdschap. Oké, dus je zoekt naar iets op een innerlijk gevoeld niveau, en dat hoop je door middel van uiterlijke omstandigheden tot stand te brengen? No way! Echt, letterlijk no way: ‘geen weg’ naar innerlijke vrijheid, geluk, vervulling. Die innerlijke beleving kan namelijk alleen rechtstreeks ervaren worden, niet via iets anders. En als het er nu nog niet is, zal het gevoel ook niet zo heel lang blijven hangen wanneer je dat begeerde doel bereikt hebt. Dan heb je dat huis en lijk je er misschien een tijdlang van te genieten, terwijl er ondertussen nog steeds dezelfde onrust zit te borrelen onder de laag van het genieten. Het genieten gaat dan niet erg diep. En het is een kwestie van tijd voordat ontevredenheid en spanning weer de kop opsteken. Want als je jezelf afvraagt: is er iets geweest in mijn leven dat me werkelijke vervulling gegeven heeft, en wat langer dan een maandje? Dan zal het antwoord misschien zijn: “nee, maar ik verwacht dat dat wel gaat komen met hetgene wat ik nú voor ogen heb. Als ik dat eenmaal heb en behoud, dan ben ik vervuld, dan is alles perfect”. En daar zit nu juist de angel.
Het is namelijk niet in de aard van de dingen om permanent te zijn, en ook niet om perfect te zijn. Niet in de betekenis die wij aan perfectie geven in ieder geval. Om je geluk afhankelijk te maken van de uiterlijke omstandigheden in je leven, is wél perfect voor één ding trouwens: het is een perfect recept voor lijden. Een gevoel van ontevredenheid of leegte kan niet opgevuld worden, want dat gevoel is een mand met een kapotte bodem erin: wat je erin gooit, sijpelt er langzaam aan de onderkant weer uit. En een gevoel van spanning kan niet permanent weggenomen worden als datgene wat die spanning creëert op zijn plaats blijft…denk daar maar eens over na. Als je permanente vervulling of innerlijke rust wilt, moet je dieper gaan. Wat als je nou gewoon eens ziet dat dit je leven is, dit moment. Dat je leven, als je het in de tijd ziet, uit heel veel gebeurtenissen, situaties en plekken bestaat, die an sich allemaal vrij klein en onbeduidend zijn. In die zin bestaat je leven uit heel veel kleine en aan de oppervlakte onbelangrijke gebeurtenissen. Sommige plezierig, andere niet zo plezierig. Alles kwam en alles ging, ook dat moment van daarnet is nu alweer voorbij: de vorm die het aannam, is alweer veranderd in iets anders. Maar wat niet verdwijnt ben ‘jij’, een veld van gewaarzijn, van aanwezigheid. De aanwezigheid die jij bent is altijd de achtergrond geweest voor wat er in je leven gebeurd is en voor alles wat er mogelijk nog zal gebeuren. En dat veld, ís leven! Jij bent dat. Hoe kan dat nou nog niet vervuld zijn? Hoe kun je nou zeggen dat je iets nodig hebt om meer jezelf te zijn? Je bént al die aanwezigheid ‘op de achtergrond’ die alles ziet komen en gaan, en daar hoef je zelfs niks voor te doen! Het ontbreken van iets heel essentieels, waar ik het eerder over had, is het contact met die aanwezigheid die je bent. Wanneer een stekker in een stopcontact wordt gestoken, is er licht. Wanneer de uiterlijke omstandigheden weer ingeplugd worden op je innerlijke aanwezigheid, transformeert spanning in ontspanning. De gespannen bol op de ‘voorgrond’ wordt dan als het ware opgenomen in de uitgestrektheid van de achtergrond. Want achter het ‘stopcontact’ is natuurlijk een zee van ruimte, van ontspanning.
Dus hou op een ‘ik’ uit de omstandigheden in je leven te vormen, en zie dat jouw geluk onafhankelijk is van wat er gebeurt in je leven, goed of slecht. Dat is trouwens geen opdracht. Het is de uitnodiging die het leven elke dag, elk moment weer aan je presenteert. En het zou zomaar kunnen dat je daar op een goede dag, op een goed moment ‘ja’ tegen zegt. En tot het zover is: vergeet niet van tijd tot tijd te ademen! © Ludo de Jongh
Goed verhaal!
Nice