
Verschenen in Bres Magazine, november 2020
Wanneer het leven niet genoeg vervulling geeft op een werelds vlak, is het een natuurlijke tendens dat mensen vervulling gaan zoeken op een meer spiritueel vlak. En zoals we het in de wereld gewend zijn om te zoeken naar dingen die ons – hopelijk – vervulling zullen geven, raakt ook een spirituele zoeker vaak gericht op specifieke doelen. Zijn of haar ware zelf, verlichting, ontspanning, inzichten, ervaringen, en meer objecten die achterna gejaagd worden om te bemachtigen, of om ‘eigen’ te maken. Ik zeg expres objecten want op een bepaalde manier worden zulke zaken, hoe abstract en ontastbaar ook, tot een na te streven ding gemaakt in het hoofd van de zoeker. Maar waar de zoeker uiteindelijk werkelijk naar op zoek is – of hij/zij het nu doorheeft of niet – is de eenvoud van dit.
Voorbij de verhalen over wat er bereikt zou moeten of kunnen worden, kan ontdekt worden dat dit alles is wat er is. Wat je nu ook maar ervaart, is de onmiddellijke, live uitdrukking van het leven op dit moment. Op Facebook kun je tegenwoordig live gaan zoals dat heet, maar het leven is altijd al live. En je kunt dan ook niet ontkomen aan de directe uitdrukking ervan die altijd hier en nu plaatsvindt. De vorm van die uitdrukking verandert voortdurend. En toch blijft het leven altijd zichzelf. Het bestaan is een soort schilderij in beweging, zoals een vriend van me het een keer mooi verwoordde. Er verschijnt continu iets op het canvas, en wat er verschijnt verandert van vorm, maar dat verandert niks aan het canvas. Verandering van de vorm verandert niks aan het vormloze, om het zo maar even uit te drukken. Het canvas kan niets anders worden dan zichzelf, met of zonder verf erop. Het canvas kan in die zin elke gedaante aannemen, maar tegelijkertijd blijft het in essentie zichzelf, leeg.
Op diezelfde manier zijn er ook altijd wel ergens geluiden waar te nemen, terwijl er tegelijkertijd de stilte is. De stilte is als het canvas, de geluiden zijn als de vormen die erop verschijnen. Stilte is trouwens niet echt stilte, want die trilt van levendigheid. Stilte kan een ‘doodse’ stilte zijn, het is nooit een ‘dode’ stilte. Ter vergelijking: een kat is meestal stil, maar toch gaat zijn stil-zijn vaak gepaard met een gebrom dat we spinnen noemen en een licht kwispelende staart. Stilte is het gonzende veld dat nergens vandaan komt en nergens heen gaat. Het is een veld dat geen veld is. Het gonst, het suist, het trilt, aaah, wat zijn beschrijvingen toch slappe aftreksels van wat het is. En toch kan ik niet anders dan een poging doen om er woorden aan te geven.
Daar klinkt het geluid van een duif, de koelkast hier binnen slaat aan en produceert zijn zoemende geluid, de wind ruist door de bomen op het veldje waar mijn keuken op uitkijkt. Er zijn stemmen te horen bij de buurvrouw beneden me, bij de buurman naast me, of van spelende kinderen. In de verte klinkt het ronkende geluid van een brommer en helemaal op de achtergrond is er het gegons van de snelweg niet ver hier vandaan. Echte absolute stilte is hier nooit. Het ene geluid wisselt het andere af, maar het gebeurt in een soort van kadans. Niet dat je er een klok op gelijk zou kunnen zetten, ook geen kadans als een constant ritme, eerder een onwillekeurige mix van al deze geluiden en meer. Elke dag, de hele dag door verschijnen ongeveer dezelfde soort geluiden, alhoewel geen enkel geluid exact hetzelfde klinkt. De stemmen van buren of kinderen produceren elke keer weer een ietwat verschillende combinatie, de natuur varieert ook voortdurend in klank en intensiteit en ook geen enkele auto of brommer klinkt precies hetzelfde. En alhoewel sommige geluiden vanuit de wijk lijken te komen, van de snelweg, van de buren, ze verschijnen allemaal gewoon hier in deze keuken. En zelfs dat laatste is niet waar; ze verschijnen gewoon in dit, hier, nu.
Mijn omgeving maakt geluid, en leeft. Het universum lijkt één groot functionerend organisme, gemaakt van energie. En ik ben er niet afgescheiden van. Ik ervaar dat heel sterk als ik aan het verkeer deelneem in een drukke stad. Elk voertuig, elke buschauffeur, automobilist, fietser, voetganger, doet wat hij of zij doet en alles tezamen zorgt voor één bewegende massa (waarin alles meestal nog goed verloopt ook!). In dat soort situaties – maar dat kan dus ook gewoon thuis in stilte aan de keukentafel – besef ik dat er geen grens is tussen mij en mijn omgeving. Het is één naadloos veld van energie, van trilling. En wanneer ik de grenzen van mijn lichaam opzoek met mijn ogen dicht, kom ik tot de ontdekking dat die er niet zijn. Mijn lichaam vloeit naadloos over in wat ik als de omgeving beschouw. Het lichaam en het universum zijn één. Er is geen afgescheidenheid. Wat een ontdekking!
Dat kan ik nu wel zo makkelijk zeggen, maar veruit de meeste jaren van mijn leven was ik ook een zoeker. In die jaren heb ik gezocht naar van alles en nog wat, maar waar het mij het meeste om ging was vrijheid. Als we het over vrijheid hebben, bedoelen we meestal een persoonlijke vrijheid: de vrijheid om je mening te geven, om te manifesteren wat je wilt, om te kiezen, om te studeren, enzovoorts. Maar het ontdekken van de stilte (die dus ook beweging is), geeft een heel ander soort vrijheid dan ik dacht: niet de vrijheid om maar de vrijheid van. Vrijheid van de dwangmatige inspanning om vrijheid te vinden, ironisch genoeg. Werkelijke vrijheid is geen persoonlijke vrijheid, het is juist het bevrijd zijn van de persoon. De persoon is afgescheidenheid, en je afgescheiden voelen betekent zoeken. Ontdekken dat er niks specifieks te ontdekken valt, omdat álles het is, is bevrijding. Want wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan alles? Vrijheid is de afwezigheid van een beweging, een moeite-doen, een fixatie op iets specifieks. Het is een samenvallen met het leven, zoals het is. Het is inzien dat dit wat hier nu is, genoeg is. Dat is de staat waar de kat en de hond, maar ook de pasgeboren baby constant in vertoeven. Die zijn nergens naar op zoek en vinden alles wonderlijk (alhoewel katten dat niet zo laten merken, die zijn daar te cool voor).
In plaats van dat er iets bij komt, valt er dus iets weg. Wat er door dat wegvallen gebeurt, is dat datgene wat er altijd al is – stilte, geluiden, sensaties in het lichaam, gedachten, etcetera – plotseling ervaren wordt zonder filter. Er zit niks meer tussen. Gedachten komen gewoon nog op, maar ze hebben niet zo’n zwaarte meer, omdat er niet zo gek veel meer van gevonden wordt. Gevoelens komen net zo goed op, maar zijn niet zo’n probleem meer, omdat ze niet meer anders hoeven te zijn. De bemoeienis van het ‘ik’ valt weg en er is gewoon dat wat er gebeurt. Een continue uitdrukking van leven. Er verandert concreet eigenlijk niks en toch verandert gevoelsmatig alles. ‘Plotseling gebeurde er niets’ luidt de titel van een boek van Herman Brusselmans. Beter kan het niet verwoord worden denk ik. De bijzonderheid van de eenvoud van dit moment wordt gezien. Het ik, de mind, zoekt altijd een bijzonderheid in de zin van spectaculaire gebeurtenissen, hoogtepunten en dergelijke. Maar bijzonderheid zit hem niet alleen in de grote dingen maar ook in de ‘kleine’ dingen (die dus niet klein zijn). Je zou kunnen zeggen dat een object zelf niet bijzonder is, maar dat bijzonderheid ‘m zit in de manier van kijken, in de perceptie. Wanneer je niet ‘ingeplugd’ bent, zijn misschien alleen de Nijl of de Amazone bijzonder genoeg. Wanneer het ‘zien’ er is, is ook de dichtstbijzijnde sloot prachtig om te zien. De bijzonderheid zit hem erin of je ziet wat er nu is. Het ruisen van de wind. Het zitten op een stoel. Licht dat de kamer binnen valt. De eenvoud van dit hier nu, ís het leven zoals het nu live gebeurt. Je kunt er niet uit, en je hoeft er ook niet dieper in.
Wanneer de bemoeial – het ‘ik’ die alles opdeelt in leuk-niet leuk, mooi-niet mooi, goed-niet goed – er niet is, is er alle ruimte om het leven te ervaren. Hoe meer weerstand er is tegen het leven zoals het zich ontvouwt, hoe meer ellende. Je hoeft je niet mentaal en emotioneel te bemoeien met het leven. Je kunt het laten gebeuren zoals het gebeurt. Als het lichaam behoefte heeft aan rust dan ga je vanzelf zitten of liggen. Totdat het lichaam uit zichzelf weer in beweging komt. Er komt vanzelf weer iets op om te gaan doen. Er hoeft niet ‘naar binnen gegaan’ te worden en er hoeft ook niks buitengesloten te worden. Alles vormt zichzelf. Het schilderij schildert zichzelf.
Het bestaan spreekt voortdurend tot ons in een taal die het denken niet begrijpt en ook nooit zal begrijpen. Proberen het te begrijpen is vergeefse moeite, een onbegonnen missie. In die zin weten we helemaal niks. Het is heel nuttig om praktische dingen te weten om te kunnen functioneren in de wereld. Maar we hoeven die functionele kennis niet met ons mee te dragen waar die niet nodig is. Je hoeft niet te denken om te zijn. Je kunt de volheid, de bijzonderheid van het leven ervaren zonder de bemoeienis van het denken. Je kunt tot de ontdekking komen dat alles leeft. De stilte leeft, jij leeft. Je hebt niks nodig om verwonderd te raken. Alles wat je tegenkomt spreekt tot je, op álle mogelijke manieren. Het enige probleem is dat jij ondertussen zoekt naar iets specifieks. © Ludo de Jongh
Mooi Ludo. Gaat goed met je merk ik. Tijd geleden. 🙏
Inderdaad tijd geleden! Goed om weer eens iets van je te horen 🙂